Maartje Terpstra: gendergerelateerde asielmotieven

Positie van de vrouw in de asielprocedure

1.Waarom is speciale aandacht voor de vrouw in de asielprocedure nodig?

Vrouwen kunnen worden blootgesteld aan zeer specifieke vormen van vervolging. Ze worden vlugger blootgesteld aan;

- seksueel geweld

- familiaal/huiselijk geweld


- gedwongen huwelijken

- vrouwenbesnijdenis

- vervolging wegens overschrijding van sociale normen en waarden

- eerwraak

- gedwongen prostitutie

- gedwongen sterilisatie/abortus

Dit wordt wel aangeduid als gendergerelateerde asielmotieven. In 1985 concludeerde ExCom van de UNHCR dat landen vrij zijn om de vluchtelingendefinitie zo te interpreteren dat specifieke groepen vrouwen erkend worden als vluchteling.

In Nederland gebeurt dit nauwelijks tot niet omdat ‘vrouwen’ volgens de IND te divers van samenstelling zijn. In andere Europese landen, zoals België, gebeurt dit wel. Het standpunt van de IND is dan ook discutabel, zeker in het licht van het Verdrag van Istanboel waarin staat:

De partijen nemen de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat gendergerelateerd geweld tegen vrouwen kan worden erkend als een vorm van vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag.

Onder gendergerelateerd geweld tegen vrouwen wordt volgens het Verdrag verstaan: geweld gericht tegen een vrouw omdat ze een vrouw is of geweld dat vrouwen buitenproportioneel treft.

Onder geweld tegen vrouwen wordt verstaan: ‘alle vormen van geweld die leiden of waarschijnlijk zullen leiden tot fysiek, seksueel, of psychologisch letsel of leed of economische schade voor vrouwen, met inbegrip van bedreiging met dit soort geweld, dwang of willekeurige vrijheidsberoving, ongeacht of dit in het openbaar of privésfeer geschiedt.’

Dit betekent dat in geval van gendergerelateerd geweld tegen vrouwen veel vaker tot Vluchtelingschap zou moeten worden geconcludeerd dan in Nederland gebeurt.

Wanneer niet wordt aangenomen dat een vrouw vluchteling is, dan kan er nog wel sprake zijn van een reëel risico op een inhumane behandeling als bedoeld in artikel 3 van het EVRM.

In Nederland is wel apart beleid voor vrees voor vrouwenbesnijdenis maar dit levert geen vluchtelingschap op maar bescherming op grond van artikel 3 van het EVRM.

Ook is apart beleid voor alleenstaande vrouwen uit Irak, Somalië en Afghanistan die asielverlening op de b-grond met zich brengt. Hierbij speelt een rol dat vrouwen in deze landen indien zij geen bescherming genieten van een man een verhoogd risico lopen op gendergerelateerd geweld.

Het begrip ‘alleenstaand’ wordt in het beleid anders uitgelegd voor vrouwen uit Afghanistan en Irak ten opzichte van vrouwen uit Somalië. In Somalië is een vrouw pas alleenstaand indien er in Somalië geen mannelijke familie is t/m de derde graad. Dit betekent dat als er een oom, neef, overgrootopa of achterkleinzoon is dat verwacht wordt dat zij bescherming aan de vrouw kunnen bieden. Ook dit is discutabel aangezien de aanwezigheid van een mannelijk familielid in de derde graad geenszins betekent dat dit (verre) familielid daadwerkelijk bereid is aan de vrouw bescherming te bieden.

Tot slot is in het Nederlandse beleid opgenomen dat een vrouw die seksediscriminerende  sociale, religieuze of culturele normen voor vrouwen overtreedt kan worden erkend als Vluchteling. Vrouwen die hierop een beroep doen krijgen echter vaak tegengeworpen dat zij zich weer kunnen aanpassen. In het beleid over Afghanistan over de positie van verwesterde vrouwen staat:

De IND verleent geen verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aan een Afghaanse vrouw uitsluitend omdat zij na het vertrek uit Afghanistan een westerse levensstijl heeft aangenomen. De IND neemt namelijk aan dat de vrouw zich bij terugkeer zal kunnen aanpassen aan de traditionele Afghaanse normen. De omstandigheid dat een Afghaanse vrouw zich in Afghanistan niet op gelijke wijze kan uiten of ontplooien, vormt voor de IND onvoldoende grond voor verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Dit is zeer discutabel omdat het Hof van Justitie EU heeft geoordeeld dat van een asielzoeker geen terughoudendheid verwacht mag worden. Zo mag niet worden verwacht dat iemand zijn godsdienst of seksuele geaardheid verbergt om problemen te voorkomen, dus waarom mag van een vrouw wel verwacht worden dat zij zich aanpast aan de traditionele Afghaanse normen indien dit indruist tegen haar verworven identiteit?

Er zijn mijns inziens dus drie belangrijke verbeterpunten:

  1. Nederland moet vrouwen vaker bescherming bieden op grond van het Vluchtelingenverdrag, mede gelet op het Verdrag van Istanboel
  2. Van verwesterde vrouwen zou niet mogen worden verwacht dat zij zich aanpassen aan strikte traditionele normen en waarden in hun land van herkomst ter voorkoming van vervolging.
  3. Van alleenstaande vrouwen in Somalië wordt te snel gedacht dat zij bescherming kunnen krijgen van een mannelijk familielid; het is niet reëel ervan uit te gaan dat een oom, neef of achterkleinzoon op voorhand bereid is een vrouw bescherming te bieden

2. Een andere reden waarom speciale aandacht voor vrouwen en meisjes nodig is in de asielprocedure, is dat zij meer problemen lijken te ondervinden om een inhoudelijke beoordeling te krijgen van hun eigen asielmotieven. Hierbij spelen de navolgende knelpunten onder meer een rol:

Vaak gaat in eerste instantie de aandacht uit naar het asielrelaas van de man, eist de man dit ook op en vindt de vrouw het ‘niet passend’ om de aandacht te vestigen op haar eigen asielmotieven.

Kinderen gaan, als zij meegaan, meestal met de vrouw mee tijdens de interviews waarin zijn haar verhaal moet vertellen

Er is soms sprake van (culturele) ongelijkheid tussen man en vrouw. De toegang tot informatie en/of de kennis van bepaalde gebeurtenissen van een vrouw kunnen zeer beperkt zijn. In sommige landen mogen vrouwen niet alleen over straat, mogen zij niet zelf hun documenten aanvragen, mag alleen een man het woord voeren bij instanties, en worden zij niet betrokken bij beslissingen etc. De Nederlandse immigratiedienst vindt een asielrelaas al snel ongeloofwaardig als een vrouw weinig over dit soort zaken kan vertellen en houdt hiermee onvoldoende rekening.

De gendergerelateerde asielmotieven betreffen bijzonder gevoelige onderwerpen die omgeven zijn met schaamte, trauma, gebrek aan vertrouwen en angst. Vooral het spreken over seksueel geweld is een taboe, omgeven met schaamte en soms zelfs zelfverwijt. Dit laatste wordt onvoldoende erkend in het beleid in die zin dat een vrouw die pas later in de procedure of bij een nieuw asielverzoek vertelt over seksueel geweld, tegengeworpen krijgt dat zij hiervan eerder, tenminste summier, gewag had moeten maken. In geval een LHBTI’er later of bij een opvolgend asielverzoek hierover verklaard, wordt dit niet tegengeworpen, terwijl soortgelijke belemmeringen als schaamte, zelfverwijt, taboe en angst, een rol spelen bij het niet eerder erover kunnen verklaren.

Culturele achtergrond en gewoonten als ook gebrek aan opleiding kunnen tot gevolg hebben dat een vrouw niet zich niet realiseert dat wat zij heeft meegemaakt asielmotieven zijn waardoor zij niet erover spreekt. De ambtenaren bij de immigratiedienst vragen niet actief ernaar. Wel wordt bij vrouwen altijd expliciet gevraagd naar vrees voor vrouwenbesnijdenis maar niet naar de overige gendergerelateerde gronden.

Verbeterpunten

Een vrouw moet zodanig voorbereid zijn op haar interviews dat zij begrijpt welke gendergerelateerde motieven relevant kunnen zijn voor de beoordeling van haar asielaanvraag. In de informatie aan asielzoekers zou specifieke aandacht moeten worden besteed aan gendergerelateerd geweld tegen vrouwen zoals omschreven in het Verdrag van Istanboel.

Kinderen ouder dan een jaar zouden niet aanwezig moeten zijn bij de interviews.

De opleiding van de hoor- en beslisambtenaren dient specifieke aandacht aan gendergerelateerde motieven te schenken en aan het horen van (mogelijke) slachtoffers van dergelijke vervolging.

De ambtenaar dient tijdens het gehoor een pro actieve houding aan te nemen ten aanzien van de gendergerelateerde asielmotieven en hiernaar te vragen ook als de vrouw zelf niet expliciet erover begint. Nu wordt alleen expliciet gevraagd naar vrouwenbesnijdenis.

De ambtenaar dient bij de beoordeling van de geloofwaardigheid inzichtelijk rekening te houden met de culturele achtergrond en gewoonten, opleiding, trauma, angst, gebrek aan vertrouwen en schaamte over bepaalde feiten of gebeurtenissen omdat al deze elementen invloed kunnen hebben op de mate waarin iemand gedetailleerd, consistent en coherent kan verklaren.

Ook moet rekening worden gehouden met de (culturele) ongelijkheid en de mogelijk opgelegde sociale beperkingen als gevolg hiervan, zoals het niet gewend zijn om zich uit te spreken over zulke zaken en/of het niet beschikken van kennis van onderwerpen of gebeurtenissen die vrouwen in het land van herkomst niet aangaan.

Tot slot zou in het beleid moeten worden opgenomen dat indien een vrouw eerst later in de procedure of pas bij een nieuw asielverzoek verklaart over seksueel geweld aan haar niet wordt tegengeworpen dat zij eerder, tenminste summier, gewag hiervan had moeten maken. Hierbij zou moeten worden aangesloten bij het beleid zoals geldt met betrekking tot de seksuele geaardheid.

Hoe deze verbeterpunten te bereiken:

Door de coalitiepartijen is een motie ingediend met de strekking dat asielverzoeken van lhbti'ers en bekeerde christenen zorgvuldiger moeten worden beoordeeld. Met inachtneming van bovengenoemde knelpunten in de huidige asielprocedure zou deze motie ook betrekking moeten hebben op de beoordeling van gendergerelateerde motieven bij vrouwen in de asielprocedure.