Verklaring over oorlog en vrouwelijke vluchtelingen

Wij, vrouwen uit Afghanistan, Azerbeidzjan, Burundi, Ethiopië, Eritrea, Iran, Irak, Koerdistan, Kongo, Liberia, Nederland en Rwanda, bijeen gedurende de Zomerschool van VTU, in Amsterdam, van 1 tot 6 augustus 2000, verklaren het volgende:

Vrouwelijke vluchtelingen bevinden zich in dit land in een nogal verwarrende en cynische situatie. Net als de meeste westerse landen is Nederland niet alleen een land dat vluchtelingen ontvangt, maar heeft het ook een aandeel in de productie van vluchtelingen.

Want:

 

  • De productie van vluchtelingen is het gevolg van talloze oorlogen en burgeroorlogen die worden uitgevochten met wapens die in westerse landen worden geproduceerd. De wapenindustrie is niet geïnteresseerd in mensenrechten, in hoeveel mensen er worden gedood, of in hoeveel mensen hun land moeten ontvluchten. De wapenindustrie is alleen maar geïnteresseerd in hoeveel geld zij kunnen verdienen.
  • Ook andere westerse industrieën, gesteund door overheid en leger, zijn niet geïnteresseerd in mensenrechten, in hoeveel mensen er worden gedood, of in hoeveel mensen hun land moeten ontvluchten. Zij doen wat zij kunnen om de natuurlijke hulpbronnen, de arbeid en de strategische punten, zowel militair als economisch, in de hele zogenaamde Derde Wereld in handen te krijgen. Overal ter wereld willen zij de arbeid van kinderen, vrouwen en mannen in bezit krijgen, in Liberia willen zij rubber en een satellietbasis, in Sierra Leone diamanten, in Democratisch Kongo diamanten en uranium, toegang tot Kongo via Rwanda en olie in Soedan, Iran, Irak en andere landen in het Midden Oosten, oliepijpleidingen in Afghanistan, etc. etc. etc.
  • e economisch-militaire agressie van het Westen is, net als andere oorlogen en burgeroorlogen, een mannenaangelegenheid. Verschillende groepen mannen bestrijden elkaar overal, met of zonder wapens, in wisselende coalities, om macht te krijgen over elkaar, over vrouwen en over kinderen. Intussen suggereren westerse landen dat hun mannen geëmancipeerd, vredelievend en niet-gewelddadig zijn en willen zij ons laten geloven dat het de niet-westerse man is die ongeëmancipeerd, gewelddadig, en anti-humanitair is.
  • Over de hele wereld zijn veel vrouwen het slachtoffer van oorlog, burgeroorlog, van strijd tussen mannen en van de onbeperkte expansie van het westerse economische systeem. Dat betekent niet dat vrouwen in het algemeen slachtoffers zijn. Vrouwen zijn sterk: zij vechten voor hun rechten, zij vechten om te overleven in afschuwelijke situaties en zij steunen elkaar. Maar er zijn ook veel vrouwen die de voortdurende strijd van (hun) mannen ondersteunen. Deze vrouwen bewonderen en stimuleren in mannen het soort gewelddadige gedrag dat zij voor zichzelf en andere vrouwen afkeuren. Vrouwelijke vluchtelingen wilden hun land niet ontvluchten, maar ze moesten wel. Zij vinden het niet echt prettig in een land te leven waar een dubbele moraal heerst, waarin mensenrechten zowel worden gepropageerd als vernietigd. Zij hebben echter geen keus. Maar wij hebben wel de keus onze stem te laten horen, zo hard en zo internationaal als maar kan:
    • ­ STOP DE WAPENPRODUCTIE EN DE WAPENHANDEL
    • ­ STOP DE OVERHEERSING EN ONVERSCHILLIGHEID VAN MANNEN
    • STOP DE UITBUITING VAN DE HELE WERELD
    • STOP DE OORLOG
    • WEES BLIJ EN DANKBAAR, WAAR EN WANNEER VROUWEN BEREID ZIJN CONFLICTEN OP TE LOSSEN DIE ZIJZELF NIET ZIJN BEGONNEN.

    Amsterdam, 5 augustus 2000

    Alem Desta; Amena Amiri; Ashwaq Al Zouboidy; Carla Brünott; Dativa Uwayezu; Elmira Bagiryan; Elsa Simon; Farinaz Aryanfar; Florentine Mukasine; Hermine Linnebank; Louise Antoinette Mukasine; Lysta Mukemba; Magdalène Yanjbi; Marijke Ekelschot; Marina Kudova; Marjan Sax; Mieke Maassen; Nadia Jamel; Negeda Kumbi; Parvin Panahideh; Parvin Shabazi; Radmila Klinic; Régina Inarugo; Selma Cheragwandi; Sima Hagdari; Speciosa Nyirankuliza; Xavérine Nyirajyambere; Yoséphine Abahujinkindi.