Gezamenlijke verklaring VTU e.a. organisaties voor het rondetafelgesprek over de tentenkampen...

Voor het rondetafelgesprek over de tentenkampen van vluchtelingen In Den Haag en Amsterdam op dinsdag 23 oktober 2012

De hoofdeis van de asielzoekers is: gezamenlijke opvang op een veilige plek en heropening van hun dossiers.

 De hoofdklachten van de vluchtelingen in de tentenkampen zijn:

  • Bij een deel van hen is het asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Toch moeten ze wel terug naar het land waarvan niet geloofd wordt dat ze er vandaan komen.
  • Een deel van hen is afkomstig uit een land of gebied waar het te onveilig is, zoals Somalië, of gebieden in Irak, Soedan of Ethiopië. Nederland erkent ten onrechte niet dat deze gebieden te onveilig zijn om naar terug te keren.
  • Een deel van hen kan niet terug omdat het land van herkomst hen niet meer terugneemt. Nederland erkent dit ten onrechte niet.
  • Een deel van hen heeft nog een procedure lopen, maar krijgt toch geen opvang. Het is niet te begrijpen dat vluchtelingen wel nog in procedure zijn, maar geen opvang krijgen.
  • Een aantal van de vrouwen onder hen is slachtoffer van seksueel geweld en kan niet terug omdat ze verstoten zijn door hun familie.

Als gevolg van bovenstaande klachten bevinden zij zich in een situatie waarin zij om verschillende redenen niet kunnen terugkeren, maar ook geen opvang hebben, waarin zij voortdurend bedreigd worden met detentie terwijl van uitzetting uiteindelijk geen sprake is. Enkelen van hen zijn al meerdere keren maandenlang in vreemdelingendetentie geplaatst terwijl zij daarna weer op straat worden gezet zonder enige oplossing of zicht hierop. Het verblijf in een VBL wordt niet als menswaardig alternatief gezien omdat ze zich dagelijks moeten melden, voortdurend door DT&V bedreigd worden met detentie en zich niet buiten het gebied mogen begeven en dus ernstig worden beperkt in hun vrijheid.

Wij achten hun klachten grotendeels gegrond en een gevolg van een aantal fundamentele fouten in de Nederlandse asielprocedure, zoals hieronder beschreven:

1. De asielprocedure is te formalistisch geworden:

Asielzoekers krijgen ten onrechte geen inhoudelijke en volledige beoordeling van hun asielrelaas. Veel asielzoekers worden door de IND niet geloofd vanwege het ontbreken van officiële documenten en een enkele fout in hun verklaring. Het niet hebben van papieren is in veel gevallen niet moedwillig, maar een gevolg van de oorlogssituatie in hun land, of van het feit dat asielzoekers van het ene Europese land naar het andere gestuurd worden. De rechter mag de beoordeling van de IND slechts marginaal toetsen waardoor fouten die door IND worden gemaakt nauwelijks kunnen worden rechtgezet. Een oplossing is dat (a) de IND ophoudt met een formalistische benadering en altijd een inhoudelijk oordeel geeft, en (b) rechters te allen tijden vol mogen toetsen, zoals dat voor 2001 ook gebeurde.

2. Geen juiste beoordeling van landen die onveilig zijn:

De Minister heeft ervoor gekozen geen gebieden of landen meer aan te wijzen die te onveilig zijn om naar terug te keren. Voorheen vielen landen als Somalië en Irak onder het categoriaal beschermingsbeleid. Ook (delen van) Afghanistan en Soedan vielen hieronder. Er dient zorgvuldiger gekeken te worden naar de veiligheid van het gebied waarnaar de asielzoeker dient terug te keren. Ethiopië wordt veilig geacht, terwijl mensen die behoren tot een minderheid daar gevaar lopen. Tegenwoordig staat niet die zorgvuldigheid voorop maar de politieke wil om gebieden als voldoende veilig aan te merken.

3. Terugkeer is ‘eigen verantwoordelijkheid’, terwijl in veel gevallen terugkeer niet mogelijk is:

Het Nederlandse beleid gaat er ten onrechte van uit dat als iemand wil terugkeren, hij of zij ook kan terugkeren. Hierdoor wordt eindeloos van mensen verlangd om naar hun ambassade etc. te gaan om hun terugkeer mogelijk te maken. Vaak moeten de betrokkenen tenminste twee jaar aantoonbaar hebben geprobeerd om terug te keren voordat Nederland erkent dat ze niet terugkunnen en mogelijk in aanmerking komen voor een buitenschuldvergunning. Dit is veel te lang en zonder opvang nagenoeg onmogelijk. Een oplossing zou kunnen zijn om het buitenschuldcriterium minder strikt te hanteren dan nu, en opvang te verlenen zolang de betrokkene meewerkt aan zijn of haar terugkeer. Dit systeem wordt ook gehanteerd in Denemarken en kan worden overgenomen (zie ACVZ- advies van maart 2012 aan de Minister).

            4. Nog in procedure maar geen opvang
Er zijn veel situaties waarin asielzoekers nog het wettelijk recht hebben om naar de rechter te gaan of in hoger beroep, maar geen recht op opvang hebben. Van de vluchteling wordt niet verlangd om terug te keren, maar wel verlangd om zich zonder enige middelen daartoe zelfstandig op straat te handhaven. Ons voorstel is om gedurende de eerste asielprocedure zowel hangende het beroep als hoger beroep recht op opvang te verlenen. Een andere optie is dat tenminste wettelijk erin wordt voorzien dat hangende het hoger beroep een voorlopige voorziening kan worden aangevraagd met een verzoek om behoud van de opvang hangende het hoger beroep.


Meer in het algemeen wijzen wij er erop dat Nederland ten opzichte van andere Europese landen een zeer laag niveau van voorzieningen verstrekt aan uitgeprocedeerde asielzoekers, zoals ook blijkt uit het onderzoek van de ACVZ van maart 2012. Zij doen een aantal aanbevelingen die wij onderschrijven, te weten:

  • Continueer de opvang van uitgeprocedeerde vreemdelingen die meewerken aan hun vertrek.
  • Doe bij verzoeken om voorzieningen consequent recht aan Europese en internationale verplichtingen en bied opvang aan kwetsbare personen ( zieke mensen, bejaarden, minderjarigen, alleenstaande vrouwen).
  • Neem in de regelgeving op dat minderjarige vreemdelingen nooit illegaal zijn en derhalve onder alle omstandigheden recht op opvang hebben in een AZC. (Hiertoe moet in de koppelingswet worden opgenomen dat deze wet niet van toepassing is op minderjarigen.)

Tot slot wijzen wij erop dat uit verschillende onderzoeken is gebleken dat de toepassing van vreemdelingendetentie in Nederland te snel wordt gehanteerd en bovendien voor een bijzonder lange duur. Er dienen meer alternatieven te komen voor detentie, de oplegging kan echt alleen als ultimum remedium, de duur van de detentie moet beperkt worden en het regime tijdens detentie humaner.

Samenvattend vinden wij dat:

1-    De IND te snel een asielverhaal ongeloofwaardig acht en dat de rechters dit ten onrechte slechts marginaal kunnen toetsen. Voorstel is dat rechters alles vol kunnen/mogen toetsen.

2-    De toets naar de veiligheid van het gebied waarnaar de vluchteling terugkeert zorgvuldiger en kenbaarder in de beoordeling dient te worden meegenomen.

3-    Het buitenschuldcriterium ruimer dient te worden uitgelegd en toegepast.

Specifiek voor de vluchtelingen in de tentenkampen stellen wij voor om, gezien de aankomende kou, zo snel mogelijk opvang te bieden waarbij de groepen bij elkaar kunnen blijven.

 

Maartje Terpstra, asieladvocaat

Vrouwen tegen uitzetting (VTU)

Platform Stop Racisme en Uitsluiting

Dokters van de Wereld